Doorgangen naar een andere ruimte.
Poorten liggen op de grenslijn tussen twee gebieden. Ze fungeren als toegangspunten of barrières. Ze vormen markante overgangen van de ene ruimte naar de andere. Poorten kunnen ook drempels opwerpen en daarmee vormgeven aan de dualiteit van openen en sluiten, verwelkomen en blokkeren, begin en einde.
De poort naar de binnenstad
Vroeger was dit de overgang tussen stad en land. Het omringende land heeft tegenwoordig in de meeste gevallen een andere vorm aangenomen. Het wordt vaak naar de nabijgelegen stadspoort benoemd. Ergens voor de poort komen straten of wegen bij elkaar. Dat zijn bijzondere ruimten, soms drukke verkeersknopen. Het maakt veel uit of fietsers daar goed doorheen komen.
Begrijpelijke overgangen naar voetgangersgebied
Voetgangersgebieden kunnen geheel, beperkt of niet toegankelijk zijn voor fietsers. Poorten kunnen hier inspiratie bieden voor een heldere afbakening.
Stallen achter een poort
Het parkeren van fietsen in openbare ruimte is voor stad en fietser niet zo wenselijk. In Maastricht is mij opgevallen dat de stad weliswaar veel krappe straatjes heeft, maar ook een onwaarschijnlijk grote hoeveelheid poorten. De achterliggende ruimte voor de logistiek uit het verleden kan worden gebruikt voor de mobiliteit van nu en de toekomst.
Fietsers komen ook poorten of poortjes tegen bij natuurgebied, de entree van de bebouwde kom, de 30 km/uur-zone, privaat terrein, erven, stallingen en achterom-paadjes naar de fietsenberging.
Poorten benadrukken overgangen en daarmee verschillen tussen gebieden. Ze veronderstellen een fysieke, symbolische of denkbeeldige grenslijn. Achter een poort wordt een bijzondere ruimte verwacht. Met aandacht voor poorten, in brede zin, kan de toegankelijkheid, de leesbaarheid en aantrekkelijkheid van stad en land worden vergroot.