Leve(n)de bermen

Goede bermen en randen leveren een serieuze bijdrage aan het fietsklimaat.

De aanwezigheid en inrichting van de stroken grond langs de rijbanen heeft evident invloed op de aantrekkelijkheid en de veiligheid. Hieronder een aantal goede voorbeelden:

De directe omgeving van pad of weg heeft een grote invloed op de beleving. In bovenstaande voorbeelden fiets je door karaktervol groen met veel details. Het opgaand groen van wind-/houtsingels biedt beschutting tegen wind, felle zon en regen. De bermen zijn ook een zachte omgeving. Mocht je er vallen, dan kan het weinig kwaad. Dat is vertrouwenwekkend en wellicht ontspannend. Struiken moeten echter vanwege de sociale veiligheid en het vermijden van overhangende (doorn)takken op afstand (>3 meter) worden gehouden. De laatste foto toont ook een berm tussen rijbaan en fietspad, met gras en een forse heg.

Zo’n tussenberm maakt het verschil tussen een fietsstrook of aanliggend fietspad en een vrijliggend fietspad. Het fietsen langs een autoverkeersweg wordt met een tussenberm een stuk veiliger en aangenamer. En het kruisen van de verkeersweg kan bij een tussenberm worden gefaciliteerd met haakse opstelvakken buiten de rijlijnen.

De tussenberm schept afstand tot het gemotoriseerd verkeer. Vaak is er alleen grasbegroeiing. Naarmate de autointensiteit hoger is, verdienen fietsers meer afscherming ten opzichte van auto’s. Toevoeging van een heg levert een visuele versmalling van de weg op, minder spreiding van luchtverontreiniging naar het fietspad en bescherming van de fietser tegen stof en opspattend water. Als er ook nog obstakels tussen staan, bijvoorbeeld bomen of stevige geleiders, zijn fietsers beschermd tegen voertuigen die van de weg afraken.

Een groot verhoogd plantvak, zoals bij het J.F. Kennedytracé in Maastricht, is een veilige én mooie afscheidingsvorm. Maar bij heel hoge intensiteiten zijn geluidwerende voorzieningen wenselijk. Dat is optimaal gedaan bij De Oversteek in Nijmegen, maar daar kunnen we niet meer spreken over een berm.

De overgang van de verharding naar de berm is een belangrijk technisch aandachtspunt. Om valpartijen te voorkomen moet die overgang bij aanleg vlak zijn en dat daarna blijven. Zowel uitspoelen van de berm als opkruipen van groen moet tijdig worden aangepakt. Met specifieke materiaalkeuze voor de randen kan meerwaarde tot stand komen:

Een betonnen band op gelijke hoogte met de verharding biedt geleiding en is zeker nuttig als wegverlichting ontbreekt op routes die ’s avonds moeten worden gebruikt. Een smalle strook grasbetontegels ziet natuurlijker uit. Een overgangsstrook van natuursteen of klinkers is een mooi alternatief. Al die stroken kunnen, in tegenstelling tot opstaande banden of uitgespoelde onverharde bermen, ook als uitwijkstrook worden gebruikt. Of zelfs als rabatstrook wanneer er incidenteel ook auto’s rijden.

De overrijdbaarheid van vlakke bermen maakt het mogelijk om dichter langs de randen van de verharding te fietsen. Er is immers obstakel noch obstakelvrees. Dat voelt prettiger dan opstaande banden die immers niet alleen de verharding, maar ook de verkeersdeelnemers opsluiten. Bovendien zijn de banden in de praktijk vaak van beton waarmee het omgevingsbeeld minder wordt. Als het nodig is om te voorkomen dat auto’s er parkeren of de berm kapot rijden, geef ik de voorkeur aan paaltjes in de berm.

De bermen moeten ruimte bieden voor allerlei aanvullende functies: voor informatievoorzieningen, rustplekken, verlichtingsmasten en struin- of uitwijkruimte voor voetgangers.

De eerste foto toont een natuurlijk uitziende berm met eenvoudige houten paaltjes. Deze paaltjes geleiden het verkeer door de bocht, samen met een ribbelstrook van grasbetontegels die hier in de juiste richting liggen.

De Ontwerpwijzer fietsverkeer adviseert voor de bermen een obstakelvrije ruimte van 0,5 meter.

De verkeersveiligheid is nog belangrijker bij de kruispunten: de uitzichtdriehoeken moeten worden gerespecteerd. Want waar verkeersdeelnemers plots worden verrast door kruisend verkeer kunnen vreselijke ongevallen gebeuren (2020, Sibbe, Oude Heerweg).

Veel van de hierboven getoonde voorbeelden liggen buiten de bebouwde kom. In de praktijk lijken daar nogal wat quick wins voor biodiversiteit en fietsbeleving te bereiken door het inzaaien met bloemen en het afvoeren van maaisel om de natuurwaarde te vergroten. Het totaal aan bermen is namelijk van enorm belang voor de natuur in Nederland. Voor smalle bermen zijn speciale zaadmengsels in de handel.

In de bebouwde kom rijden nog meer fietsers. Daar bestaat de directe omgeving van fietspaden helaas vaak uit rijbanen en aanliggende betonnen trottoirs. Bij invalswegen, singels, lanen, parken en in woongebieden zie ik vaker ook kansen voor interessante combinaties van klimaatadaptieve maatregelen, verkeersveiligheidsmaatregelen en de verhoging van de belevingswaarde.

Nog enkele goede voorbeelden:

De eerste foto toont een groen ingepakte allee. De tweede foto toont hoe halfverharde uitwijkzones voor voetgangers tegelijk een subtiele overgang naar de beplanting vormen. Dit is een extensief gebruikt park. De derde foto toont een weg die in de lengte doorgesneden werd om er een haag te plaatsen en een vrijliggend fietspad te maken.

De bermen en rijbaan vormen samen de fietsvoorziening. De bermen hebben invloed op de herkenbaarheid, de veiligheid, de verkeersafwikkeling, het comfort, de aantrekkelijkheid, de ruimtelijke kwaliteit, de natuur en de afvoer van regenwater. Goede bermen verleiden mensen om op de fiets te stappen en voorkomen ernstige ongevallen.

Dus net als de rijbaan verdienen de bermen aandacht bij ontwerp, aanleg en beheer.

Voor richtlijnen zie de Ontwerpwijzer Fietsverkeer (CROW 2016), pagina 185 en 186.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized met de tags , , . Bookmark de permalink.

2 reacties op Leve(n)de bermen

  1. Paulusma schreef:

    M,

    Hoe breed moeten bermen volgens de wet minimaal zijn tussen insteek sloot/bevaarbaar water en fietspad

    • Laurent Theunissen schreef:

      Er zijn geen echte wettelijke eisen voor de minimale bermbreedte. In de praktijk zijn bermen vaak (te) smal. Er zijn wel normen die enige richting geven. Het Handboek Wegontwerp 2013 benoemt voor wegtype Erftoegangsweg type 2 (een smalle weg buiten de bebouwde kom) een minimale obstakelvrije zone van 1,50 meter. Dit zou ook als een ontwerprichtlijn voor de minimale bermbreedte voor zulke wegen kunnen worden opgevat. Voor fietspaden langs watergangen zou vanuit de Ontwerpwijzer fietsverkeer de obstakelvrije ruimte bij een gesloten wand als uitgangspunt voor de minimale bermbreedte kunnen worden genomen. Die is 1 meter. Dat is best weinig, zeker als er een steil talud is.

Laat een antwoord achter aan Paulusma Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *